Woonplant. Ik word altijd wat flauw van samenstellingen met “wonen”. Sinds het ontdekken van de woonplant (deze maand: de azalea) weet ik ook waarom. Wonen wordt in een samenstelling te actief. Vergelijk: fietsbroek, oprotpremie, meeneemkorting. Al die werkwoorden duiden op een concrete actie. Wonen niet. Als ik je vertel dat ik in Wageningen woon, is dat basisinformatie, net als mijn leeftijd. Maar je ziet me niet ineens actief wonend voor je. Dat geeft woorden als woonplant, woonaccessoire en woonwinkel die hoge “net-niet” factor. Uitzondering is het woonhuis. Maar daar is dan weer iets anders mee: is een huis niet altijd bedoeld om in te wonen? Het blijft hommeles, met dat wonen.