Ik schrijf fictie voor zowel volwassenen als voor jonge lezers.
Waarom? Omdat ik van woorden houd. Van mooie woorden, rare woorden, zeldzame woorden, irritante woorden of juist heel gewone woorden. Als je ze in de goede volgorde zet, krijg je een verhaal dat ontroert of dat je maar beter niet kunt lezen voor je gaat slapen. Het puzzelen met woorden – ontdekken hoe je een verhaal de meeste impact geeft – dat vind ik zo fascinerend aan schrijven.
Verslavend
Op school tekende en schreef ik al veel. Vooral stripverhalen, die over dieren gingen. Op mijn achttiende schreef ik voor het eerst een roman. Maar of de woorden van dat manuscript in de juiste volgorde stonden, was nog maar de vraag.
Wel leerde ik van die roman hoe verslavend schrijven is. En hoe spannend het is als je personages tot leven komen. Voor je het weet trekken ze je mee hun wereld in, soms een kant op die je helemaal niet verwacht.
Ik schrijf graag over jongeren en ouderen. Zij hebben een onbevangenheid die mensen in de tussenliggende jaren soms verloren lijken te zijn.
Lezen
Als ik niet schrijf, lees ik. Auteurs die me inspireren zijn bijvoorbeeld Renate Dorrestein, Esther Gerritsen, Rob van Essen, Tommy Wieringa, Maggie O’Farrell of Alice Munro. En nog heel veel anderen! Ook smul ik van de taalobservaties van Paulien Cornelisse en Japke D. Bouma. Mijn eigen taalobservaties lees je in het Woord van de dag.
Als kind las ik al ontzettend graag. Veel jeugdboeken vind ik nog steeds fantastisch. Het is niet voor niets, dat ik voor volwassenen én voor jonge lezers schrijf.
Schrijven is: woorden wegschuren tot overblijft wat gezegd moet worden.
